 |
 |
|
 |
 |
Wat is
epilepsie?
Epilepsie treedt aanvalsgewijs op, als gevolg van een
storing in de hersenfunctie. Er ontstaat een overmaat aan
prikkels ('kortsluiting'). Er worden twee groepen epilepsie
onderscheiden: toevallen met een oorzaak (b.v. een
leveraandoening) en toevallen zonder aanwijsbare oorzaak
(een overmaat aan zenuwprikkels). Om een eventuele oorzaak
op te sporen kan een uitgebreid lichamelijk- en
bloedonderzoek plaatsvinden. Tijdens een aanval hebben de
dieren geen pijn en zijn ze zich niet bewust van de aanval.
Aanvallen van epilepsie herhalen zich onvoorspelbaar;
meteen na afloop kan een nieuwe beginnen, maar dat kan ook
over een uur of een half jaar. Toevallen kunnen ook
optreden tijdens de slaap.
Als aanvallen zonder rustpauze steeds terugkomen en
daardoor langer dan een halfuur duren (status epilepticus)
of zeer hevig zijn, is met spoed diergeneeskundige hulp
nodig.
Epilepsie komt relatief vaak voor. Evenveel bij teven als
bij reuen. Pas op om epilepsie maar direct op erfelijkheid
te gooien: bij populaire rassen kan epilepsie gewoon meer
gaan opvallen omdat de populatie groter is. dat wil dus
niet meteen zeggen dat binnen het ras de aandoening
erfelijk is geworden.
Welke
dieren krijgen epilepsie?
• Epilepsie komt vaker voor bij de hond dan bij de kat
• Sommige hondenrassen, zoals poedel en spaniël,
blijken gevoeliger te zijn. Ook nerveuze honden kunnen
eerder toevallen krijgen.
• Het wordt afgeraden om een dier dat epilepsie
(gehad) heeft voor de fokkerij te gebruiken.
Primair of
secundair
Bij secundaire epilepsie zijn er oorzaken buiten de hersenen (zoals
circulatiestoornissen t.g.v. hartafwijkingen,
leveraandoeningen (o.a. een portosystemische shunt), te
laag bloedglucose, nieraandoeningen), maar ook kunnen er
oorzaken aanwezig zijn binnen de schedel, zoals
hersentumoren, hersen(vlies)ontsekingen en trauma.
Daarnaast kennen we de primaire of echte epilepsie.
Hiervoor is geen oorzaak te vinden. Er is als het ware
'kortsluiting' in de hersenen.
Verschijningsvormen van
primaire epilepsie Grand mal: de meest
voorkomende vorm. Hierbij zie je het klassieke beeld van
krampen, onzindelijkheid, schuimbekken en
bewustzijnsverlies.
Focale epilepsie:
hierbij is er prikkeling met een reactie in slechts één
deel van het lichaam. Dan zie je bijvoorbeeld alleeen een
samentrekking van een aangezichtsspier of van een spier in
een poot. Deze vorm zie je maar weinig bij de hond.
Lobus temporalis
epilepsie: Hierbij zie je een verandering van het
bewustzijn van de hond. De hond gaat dan 'hallucineren'.
Bij honden zie je dan bijvoorbeeld dwangmatig "vliegen
happen', 'achter de staart rennen', of 'blaffen bij niet
door ons waarneembare geluiden of bewegingen'.
Petit mal (of
'absence'): Deze vorm is nog nooit gezien
bij de hond.
Hoe
herkennen we een epileptische aanval of toeval? Voortekenen:
• Rusteloosheid, nervositeit, neiging tot verstoppen,
aandacht vragen, janken, speekselen, spiertrekkingen
De aanval: duurt enkele
seconden tot meerdere minuten:
• Speekselen, kwijlen, schuimbekken
• Niet reageren op aanroepen of aanhalen (laat het
dier ook liever met rust!)
• Bewustzijn verminderd of afwezig
• Hevige krampen van alle spieren, fietsbewegingen
• Klappertanden, bijten
• Geheel verslappen
• Katten kunnen plotseling gaan rennen
Herstelfase:
• Van slag zijn, rusteloosheid, vertraagd
reactievermogen, neiging tot eten of drinken
Wat is er
aan te doen?
• Er zijn medicijnen die het ontstaan van toevallen
onderdrukken. Deze medicijnen hebben als (bij)werking dat
het dier rustiger of slomer wordt.
• Bij een eerste aanval worden meestal nog geen
medicijnen voorgeschreven: het kan best zijn dat een tweede
aanval zeer lang uitblijft. Na een eerste aanval dient dan
ook een 'dagboek' bijgehouden te worden met de data en de
heftigheid van de aanvallen.
• Indien medicijnen gewenst zijn, kan men zorgen deze
(tabletten) in huis te hebben, en zodra de eerste
voortekenen van een aanval zich voordoen, te geven. Indien
de aanval toch doorzet kan men eventueel een zetpil
toedienen om de duur van de aanval te bepreken.
• Indien de aanvallen zo vaak en/ of zo heftig
voorkomen dat continue medicijnengift gewenst is, moet men
er rekening mee houden dat de lever de medicijnen steeds
sneller gaat afbreken, zodat een steeds hogere dosis nodig
kan zijn.
• Behandeling is in het algemeen lang: soms het gehele
verdere leven.
• Met medicijnen genees je epilepsie niet. Je zorgt er
alleen voor dat het interval tussen twee aanvallen langer
wordt en dat de ernst van zo'n aanval vermindert.
Wanneer wel
en wanneer niet behandelen
De grens daarvoor stellen we op ongeveer eenmaal per maand:
komt het vaker voor, zie je meerdere aanvallen per keer
optreden of zijn er andere omstandigheden, dan kan hiervan
natuurlijk worden afgeweken.
Wanneer de
medicijnen niet aanslaan
Dat kan enkele oorzaken hebben:
1. Verkeerde diagnose: de hond blijkt toch secundaire
epilepsie te hebben.
2. Te lage dosering (eventueel te controleren via
bloedonderzoek)
3. Loopsheid: rond de loopsheid kan het optreden van
epileptiforme aanvallen toenemen.
4. Andere ziekten (bv. maagdarm-aandoeningen) kunnen de
opname van het medicijn verhinderen
5. Sommige medicijnen werken gewoon niet (bv. Vetranquil).
6. Tolerantie: aanvankelijk werkte het gebruikte medicijn
goed, maar na verloop van tijd moet je in een aantal
gevallen de dosering verhogen.
|
|
 |